De groeiende zorgvraag, de toenemende kosten en het tekort aan professionals dwingen Nederland tot een grondige herziening van het zorglandschap. Maar een versnipperde sector en een gebrek aan directe urgentie werpen drempels op. Wat kan Nederland leren van andere landen? En welke rol moeten raden van commissarissen pakken in de transitie?

Die vragen stonden centraal tijdens rondetafelbijeenkomsten van KPMG met als thema ‘Toekomstbestendig zorglandschap’.

Blik in de toekomst

De Nederlandse bevolking groeit in 2040 tot 19 miljoen inwoners, waarvan een kwart 65 jaar of ouder zal zijn. In die periode nemen de zorgkosten toe met gemiddeld 3 procent per jaar. De coronacrisis heeft laten zien wat er gebeurt als de zorgvraag het aantal beschikbare professionals overtreft. Daarmee biedt de pandemie, in de woorden van Karin Vernooij, senior manager van KPMG Health, “een blik in de toekomst”. De komende decennia zullen we de groeiende zorgvraag en ‑uitgaven het hoofd moeten bieden met evenveel – of zelfs minder – zorgprofessionals.

Dit maakt het noodzakelijk om het zorglandschap anders in te richten: dichter bij huis, meer digitaal, met focus op preventie en eigen verantwoordelijkheid. Uit onderzoek van KPMG blijkt dat bij 83 procent van de zorgbestuurders digitalisering hoog op de strategische agenda staat. 70 procent verwacht dat ziekenhuizen transformeren naar ‘healthcare hubs’ voor complexe zorg. En 65 procent rekent erop dat de buurt een grotere rol gaat vervullen in collectieve en individuele gezondheid.

Veel gepraat, weinig wol?

De theorie is klip-en-klaar: nu doorzetten, toch? Maar deelnemers aan de bijeenkomsten wezen erop dat er al tientallen jaren gepraat wordt over meer preventie en vereenvoudiging van het zorglandschap. De praktijk blijkt toch weerbarstig, niet in de laatste plaats vanwege de ‘polder’.

“Het urgentiegevoel is toch niet groot genoeg”, klonk het. “En door ons versnipperde zorglandschap missen we consensus die nodig is voor deze transformatie.”

Vereenvoudiging begint met samenwerking. Ambitieuze ziekenhuizen zouden de handen ineen moeten slaan en de leiding nemen, opperde een deelnemer. “Dan heb je verschillende clusters met verschillende problematiek. Dat levert geweldige casussen op waar we op verder kunnen bouwen.”

In sommige regio’s in Nederland keert de wal reeds het schip. “In de regio hoor je het woord ‘concurrentie’ al nauwelijks meer”, aldus een aanwezige. “De regio vergrijst, huisartsen trekken weg, personeel is schaars en de afstanden zijn groot. Medisch specialisten in kleine ziekenhuizen denken al heel goed na over wat ze zelf doen en wat de keten moet doen. De brede zorgbasis in Nederland transformeert al langzaam naar de rol die ze uiteindelijk gaat krijgen.”

Integrated care

Het Verenigd Koninkrijk heeft minder geduld, vertelde Anna van Poucke, Global Head of Healthcare KPMG. Het VK dwingt samenwerking van zorgaanbieders wettelijk af. Voldoen zorgaanbieders niet aan strikte voorwaarden, dan moeten ze zich aansluiten bij een verband (integrated care system). In Nederland kunnen zulke samenwerkingen juist rekenen op een kritische blik van de toezichthouder.

Tijdens de bijeenkomsten klonk de roep om ‘dit soort tegenstrijdigheden’ te elimineren. Centralisatie is noodzakelijk om de verdeeldheid – de ‘polderklem’, aldus een deelnemer – te doorbreken. “We moeten niet de illusie hebben dat we de zorg kunnen transformeren met allemaal kleine partijen.”

Finland en VS

De zorgsector moet ook stappen zetten in de datarevolutie. Een lichtend voorbeeld vindt Van Poucke in Scandinavië. Het Helsinki and Uusimaa Hospital werkt met chatbots die de eerste zorgvragen behandelen. De doorstroom naar de tweede lijn daalde met liefst 25 procent. In de VS zijn mooie voorbeelden te vinden van preventie. Daar focust Utah op ‘sociale gezondheidsdeterminanten’, sociale factoren die indicatief zijn voor de toekomstige zorgvraag van mensen.

Inspirerende voorbeelden genoeg, maar wat betekent dit voor Nederlandse zorgorganisaties? Wat kunnen zij doen om bij te dragen aan de transformatie?

Zoek elkaar op

Deelnemers stelden dat zowel landelijke sturing als regionale daadkracht noodzakelijk is. Zoals een deelnemer verwoordde: “Hier moeten we ook als sector zélf mee aan de slag. Laten we een brede coalitie smeden en een roadmap maken en daarmee naar Den Haag gaan. Er is richting nodig.” Een andere aanwezige vertelde dat bestuursleden en RvC-leden van een ziekenhuis en een zorgverzekeraar onlangs om de tafel zijn gegaan. Samen namen ze het zorgsysteem onder de loep en zochten ze naar oplossingen in hun regio. “Zulke bijeenkomsten leiden tot meer begrip en nieuwe inzichten. En je weet elkaar beter te vinden.”

Er mag dan al tientallen jaren gepraat worden over het ideale zorglandschap, de rondetafelbijeenkomsten maakten in elk geval duidelijk dat er wel degelijk schot in de zaak zit. Of, in de woorden van een van de deelnemers: “Er gebeurt gelukkig al veel meer dan we weten.” Laat zorgaanbieders dus vooral zelf de eerste stappen zetten en samen in de regio aan de slag gaan, maar geef ook vanuit Den Haag sturing en richting.