• Machiel Koper, Director |
  • Olivier Roodenburg, Senior Manager |
4 min read

Met de transitie naar een nieuwe pensioenstel staan pensioenfondsen en sociale partners voor ingrijpende keuzes. Daarom organiseerde KPMG op 27 januari een Masterclass Pensioenakkoord. Specialisten van KPMG deelden hun visie op invaren, de nieuwe contractvormen en de voor- en nadelen van het nieuwe stelsel. “In het FTK blijven is geen aantrekkelijke optie.”

Als alles volgens planning verloopt, stapt Nederland per 1 januari 2027 over op een geheel nieuw pensioenstelsel. Bekende onderdelen als de dekkingsgraad en de middelloonregeling behoren dan tot het verleden. Het nieuwe stelsel is minder toegesneden op het collectief, waardoor de risico’s meer bij de individuele deelnemers komen te liggen. Wel krijgen sociale partners de keuze uit een ‘solidair’ of ‘flexibel’ contract. Maar hoeveel deze vormen nu werkelijk van elkaar verschillen, daarover verschillen de meningen, bleek tijdens de KPMG Masterclass.

Rendement en uitkering

Over één ding zijn de KPMG-experts het in elk geval eens: het nieuwe stelsel sluit beter aan bij de tijd waarin we leven. “We gaan van defined benefit meer richting defined contribution, het wordt individueler”, aldus Machiel Koper, Director Pensions bij KPMG.

“De koppeling tussen rendement en uitkering wordt in het nieuwe stelsel veel directer”, vat zijn collega Olivier Roodenburg, Senior Manager Pensions, de wijzigingen samen. “Gaat je rendement omhoog, dan stijgt ook direct je uitkering.”

Onder leiding van Veronique de Boer-Achmad, Director Pensions, ‘debatteerden’ Koper en Roodenburg over het nieuwe stelsel door middel van het becommentariëren van stellingen. Voor deze vorm was gekozen om de verschillen goed inzichtelijk te krijgen. Hierbij ging het met name  om de voor- en tegenargumenten en er was hierbij niet noodzakelijkerwijs een koppeling met de particuliere mening van Roodenburg en Koper. 

Solidair of flexibel?

In de nieuwe situatie maken sociale partners de keuze uit een solidair of een flexibel contract. In de eerste worden volgens Koper ‘solidaire elementen uit het FTK deels behouden’. Het solidaire contract heeft een collectieve pot met beleggingen met een verdeelsleutel. Ook is er een solidariteitsreserve; onverdeeld vermogen om eventuele tegenvallers op te vangen.

Het flexibele contract daarentegen is meer gericht op het individu. In tegenstelling tot het solidaire contract deelt het flexibele contract geen beleggingsrisico’s. “Het is ieder voor zich”, aldus Koper. Daarmee blijft het solidaire contract dichter bij de huidige defined benefit situatie van de pensioenfondsen, terwijl flexibel meer aanschuurt tegen defined contribution.

Volgens Roodenburg is er bij de twee contractvormen slechts sprake van ‘kleine nuanceverschillen’. “De rendementen zullen weinig van elkaar verschillen.” Hij betwijfelt of de solidariteitsreserve daadwerkelijk veel gebruikt zal worden, en – indien die wel wordt ingezet – of die in staat is de balans te laten doorslaan in het voordeel van het solidaire contract.

Invaren of niet?

Koper noemt het afschaffen van de doorsneepremie ‘de kern van het nieuwe stelsel’. Deelnemers kunnen volgens hem het idee krijgen dat er wordt gemorreld aan de gemaakte afspraken. Bovendien kan de nieuwe opzet resulteren in een lagere uitkering. Daarom valt er volgens Koper ook best wat voor te zeggen om als pensioenfonds niet in te varen. “Er kleven behoorlijke risico’s aan.”

Roodenburg denkt daarentegen dat pensioenfondsen er goed aan doen de opgebouwde pensioenaanspraken onder het huidige pensioenstelsel te laten invaren. Hij wijst erop dat in het huidige stelsel de opgebouwde pensioenaanspraken evengoed niet hard zijn en dat er aan de rechten van deelnemers weinig verandert. “Behalve dat er meer mogelijkheden komen voor verhogingen. En gepensioneerden worden minder afhankelijk van de meer risicovolle beleggingen van jonge deelnemers.”

Niet invaren is geen aantrekkelijke optie, betoogt hij. “Blijf je in het FTK, dan heb je een gesloten fonds, waar geen nieuwe opbouw meer bijkomt en het aantal deelnemers alleen maar zal dalen. De kosten worden zo hoog dat dit ten koste kan gaan van de uitkeringen.”

Methodes voor invaren

Maar dan moeten fondsen ook nog kiezen voor invaren via de standaardmethode of via de value-based ALM-methodiek. De standaardmethode is een relatief eenvoudige manier om de pensioenaanspraken te waarderen en toe te delen, terwijl de value-based methode meer variabelen meeneemt en dus complexer is, maar óók meer recht lijkt te doen aan de afspraken vanuit het FTK.

Roodenburg verkiest de standaardmethode, omdat de value-based ALM-methode te complex zou zijn om uit te leggen aan deelnemers. Koper vindt dat de geldende afspraken het uitgangspunt moeten zijn en heeft daarom de voorkeur voor de value-based berekening. “De afspraken uit het FTK zouden de basis moeten zijn voor de verdeling in het nieuwe stelstel.”

Zoveel is duidelijk: genoeg keuzes, maar weinig tijd. De transitie gaat voor diverse fondsen begin 2023 al van start en daarvoor moeten fondsen al een transitieplan hebben. Volgens de KPMG-experts is het dan ook cruciaal om te investeren in kennis en een begin te maken met criteria waaraan de nieuwe pensioenregeling moet voldoen. Ook doen fondsen er goed aan scenario’s uit te werken, waarin kwalitatieve en kwantitatieve impact van besluitvorming wordt uitgewerkt.

Webinar terugkijken

U kunt via deze link de webinar van 27 januari terugkijken.