Het Hof van Justitie heeft op 8 september 2022 in de zaak W GmbH (C C‑98/21) het recht op aftrek van de btw op diverse kosten die gemaakt worden door actieve holdings verder genuanceerd. Het Hof heeft geoordeeld dat een actieve holding de voorbelasting alleen kan aftrekken voor zover deze betrekking heeft op haar eigen (btw-belaste) economische activiteiten.

Achtergrond

W GmbH is een actieve holding die ten voordele van haar twee dochterondernemingen (btw-belaste) boekhoud- en managementdiensten verstrekt. Daarnaast heeft deze holding besloten om inbrengen in natura te doen naar evenredigheid van haar deelname in de laatstgenoemde dochterondernemingen (in ruil voor een deelneming in de winst). Deze inbrengen bestaan uit door W GmbH aangekochte architectendiensten, diensten inzake statische berekeningen, planning van de warmte- en geluidinstallatie, energietoevoer, netwerkaansluitingen en algemene aanneming. De activiteiten van deze dochterondernemingen zijn grotendeels vrijgesteld van btw (verkoop vastgoed). De holding W GmbH heeft de btw op de betrokken ingebrachte diensten volledig afgetrokken. De Duitse fiscus was het niet eens met dit standpunt en finaal werd de zaak voor het Hof van Justitie gebracht.

Beslissing van het Hof van Justitie

 Ten aanzien van de ingebrachte kosten oordeelde het Hof van Justitie dat deze kosten:

  • geen rechtstreeks en onmiddellijk verband houden met de eigen (btw-belaste) handelingen van de holding, maar met de voor het merendeel vrijgestelde activiteiten van de dochterondernemingen;
  • niet waren opgenomen in de prijs van de voor de dochterondernemingen verrichte belaste handelingen; en
  • niet behoren tot de algemene kosten van de eigen economische activiteit van de holding.

Gelet op het bovenstaande is het Hof van mening dat de btw-aftrek op deze kosten niet mogelijk is. Actieve holdings kunnen dus enkel de btw aftrekken die rechtstreeks betrekking heeft op haar eigen btw-belaste activiteiten.

Impact

Dit arrest is een verdere verfijning inzake het btw-statuut van (actieve) holdings. Het gegeven dat een holding “actief” is, heeft dus niet zonder meer tot gevolg dat het recht op aftrek op alle kosten die door deze holding gemaakt worden, gegarandeerd is. In het licht van dit arrest is het dus van belang dat het btw-statuut van btw-plichtige holdings opnieuw onder de loep genomen wordt.

Uiteraard kunnen de adviseurs van KPMG u helpen bij het in kaart brengen van de mogelijke impact van dit arrest.