Op 7 december 2021 bereikten de lidstaten in de Raad Economische en Financiële zaken, ook wel gekend als de ECOFIN-Raad, een akkoord over een voorstel tot wijziging van de Btw-richtlijn wat betreft de verlaagde btw-tarieven. In lijn met de beleidsdoelstellingen van de EU worden hoofdzakelijk verlaagde tarieven voor de ‘groene’ economie en digitalisering geïntroduceerd. Voortaan mogen de lidstaten echter ook slechts een maximaal aantal goederen en diensten uitkiezen om verlaagde btw-tarieven op toe te passen.

Bijlage III van de Btw-richtlijn: uitbreiding mits beperking

Naast de verplichting voor lidstaten om een standaard btw-tarief van minstens 15 % op te leggen, hebben zij de mogelijkheid om één of twee verlaagde btw-tarieven van minstens 5 % te voorzien. De beslissingsbevoegdheid van de lidstaten wordt weliswaar gevoelig ingeperkt: met uitzondering van verlaagde tarieven die al voor 1 januari 1991 bestonden, kunnen zij deze verlaagde tarieven alleen toepassen op de goederen en diensten die zijn vastgelegd in bijlage III van de Btw-richtlijn. Het is dan ook deze lijst die nu verder wordt uitgebreid.

Het voorstel van de Raad is echter enigszins dubbelzinnig: zij breidt de lijst van potentiële goederen en diensten gevoelig uit, maar vreest anderzijds ook een “wildgroei van verlaagde tarieven”. Daarom zullen lidstaten maximaal vierentwintig punten uit het menu van bijlage III kunnen kiezen om aan verlaagde btw-tarieven te onderwerpen.

De nieuwe wetgeving zou uiteraard niet volledig zijn zonder nog een bijkomende uitzondering. Lidstaten krijgen ook de mogelijkheid om te voorzien in een ‘superverlaagd’ btw-tarief lager dan 5 % en in een ‘vrijstelling met volledig recht op aftrek’, vlotter verwoord als een tarief van 0 %. Dit is echter slechts mogelijk voor een specifieke selectie van goederen en diensten uit de lijst van bijlage III, waarvan men er bovendien hoogstens zeven mag selecteren. Lidstaten die al voor 1 januari 2021 een superverlaagd of 0 %-tarief toepasten op andere goederen en diensten, zoals België voor recuperatiestoffen- en producten zoals onder andere glas en papier, mogen dit echter behouden tot uiterlijk 1 januari 2032.

Dit betekent dat vooralsnog geen gehoor wordt gegeven aan de hervorming die de Europese Commissie ongeveer vier jaar geleden op tafel legde (zie Btw-brief nr. 2018/2). Om de lidstaten meer flexibiliteit te geven in hun btw-beleid, stelde men voor om de huidige lijst van bijlage III af te schaffen en te vervangen door een nieuwe ‘negatieve’ lijst met producten en diensten waarop geen verlaagd tarief toegepast zou mogen worden. Voor alle overige producten en diensten zouden de lidstaten dan vrij zijn om een verlaagd of nultarief te hanteren. Dergelijke hervorming blijkt voorlopig echter nog te ingrijpend voor sommige lidstaten.

Nieuwe ‘groene’ verlaagde tarieven

Dat de btw dankbaar wordt ingezet als gedragssturend instrument in uiteenlopende beleidsdomeinen, blijkt eens te meer uit de nieuwkomers in de lijst met goederen en diensten waarvoor verlaagde btw-tarieven mogelijk worden. In de context van de recente Europese Green Deal geeft men lidstaten de kans om allerlei milieubewuste goederen en diensten aan te moedigen met (super)verlaagde tarieven.

Zo is voortaan een verlaagd btw-tarief mogelijk voor “de levering en installatie van hoogrenderende emissiearme verwarmingssystemen”, “de levering van elektriciteit, stadsverwarming en -koeling en biogassen” en “de levering van aardgas en hout dat als brandhout wordt gebruikt” (tot 1 januari 2030). Daarnaast is voor “de levering en installatie van zonnepanelen op en naast particuliere woningen, huisvesting en openbare en andere gebouwen die worden gebruikt voor activiteiten van algemeen belang” zelfs een superverlaagd of 0 %-tarief mogelijk.

Ook “de levering van fietsen, inclusief elektrische fietsen, en de huur en herstelling van deze fietsen” wordt toegevoegd aan de lijst van bijlage III. In België werd bij wet van 13 april 2019 al aangenomen dat voor de aankoop van al dan niet elektrische fietsen een verlaagd btw-tarief van 6 % zou gelden (zie Btw-brief nr. 2019/4). De inwerkingtreding van deze wet werd echter uitgesteld tot de noodzakelijke wijziging van bijlage III van de Btw-richtlijn. Er werd al aangekondigd dat de wet weldra in de praktijk kan worden omgezet zodra het voorstel van de Raad formeel wordt aangenomen.

Andere opvallende toevoegingen aan bijlage III

Een interessante nieuwigheid vanuit Belgisch oogpunt is de “sloop en heropbouw van huisvesting en particuliere woningen” die wordt toegevoegd aan het reeds bestaande punt over “de levering en bouw van in het kader van sociaal beleid verstrekte huisvesting”. Sinds 1 januari 2021 bevat artikel 1quater van KB nr. 20 een verlaagd btw-tarief van 6 % voor dergelijke afbraak en heropbouw, dat initieel echter slechts tijdelijk van toepassing zou zijn tot 31 december 2022 als een ‘relancemaatregel’. In een persbericht op de website van minister van Financiën Vincent Van Peteghem werd deze aanpassing van de Btw-richtlijn alvast aangekondigd als een verwezenlijking van het Belgische onderhandelingswerk, waardoor een definitieve verlenging van deze maatregel steeds waarschijnlijker lijkt.

Verlaagde btw-tarieven zijn voortaan ook mogelijk voor “internettoegangsdiensten aangeboden in het kader van het digitaliseringsbeleid”, wat betrekking heeft op connectiviteit maar niet op de inhoud van wat via het internet wordt aangeboden, en voor “toegang tot de livestreaming” van culturele of sportevenementen die al in de lijst waren opgenomen. Hetzelfde geldt voor sport- of bewegingscursussen die via livestream worden aangeboden. Er wordt ook gesleuteld aan de plaatsbepalingsregels voor activiteiten die worden gestreamd: deze worden geacht plaats te vinden waar de klant is gevestigd, zowel bij B2B- als bij B2C-diensten. Met andere woorden, de fysieke toegang tot een evenement zal getaxeerd worden in het land waar dit evenement plaatsvindt, terwijl de taxatie van de livestreaming van hetzelfde evenement gespreid kan worden over verschillende lidstaten.

Voor zover deze termen nog niet zo werden geïnterpreteerd, worden “mond-neusmaskers” nu ook expliciet opgenomen als onderdeel van de bestaande regeling voor onder andere “medische hulpmiddelen en beschermende uitrusting”. Ook hier geldt in België al een tijdelijk btw-tarief van 6 %, dat voorlopig werd verlengd tot 31 maart 2022.

Ten slotte wordt een nieuw artikel 101bis toegevoegd aan de Btw-richtlijn. Wanneer een lidstaat in het kader van een ramp, zoals de overstromingen in juli 2021, de toestemming krijgt om een btw-vrijstelling toe te passen op de invoer van goederen bestemd voor de slachtoffers, kan zij voortaan ook een btw-vrijstelling met recht op aftrek verlenen voor de intracommunautaire verwervingen en leveringen van goederen bestemd voor slachtoffers en diensten in verband met zulke goederen.

Inwerkingtreding tegen 2025

De eigenlijke inwerkingtreding van deze nieuwe regels zou nog even op zich kunnen laten wachten. Vooreerst moet het Europees Parlement het voorstel bespreken en een opinie formuleren, waarna het formeel goedgekeurd kan worden door de Raad. Ten laatste in 2025 zouden deze regels dan in de praktijk van toepassing moeten worden.


Sofie Vandermarliere en Erik Brams