Waardeverminderingen spelen een belangrijke rol bij het waarderen van het actief en passief van een vennootschap, en dus indirect ook bij het vaststellen van de winst. Het spreekt daarom voor zich dat een gedegen kennis van dit onderwerp vanuit zowel boekhoudkundig als fiscaal perspectief onmisbaar is, zeker met oog op de solvabiliteitsschade aangericht door de aanhoudende coronacrisis. Graag lichten wij enkele aandachtspunten toe die hieraan kunnen bijdragen.
Volgens de boekhoudwet zijn waardeverminderingen “correcties op de aanschaffingswaarde van actiefbestanden (…) om rekening te houden met al dan niet als definitief aan te merken ontwaardingen bij het afsluiten van het boekjaar”. In tegenstelling tot afschrijvingen zijn waardeverminderingen incidenteel en onvoorspelbaar, ze mogen slechts worden geboekt indien de voorwaarden ertoe vervuld zijn. Niet alle activa komen ervoor in aanmerking, de lijst is beperkt tot immateriële en materiële vaste activa met onbeperkte gebruiksduur, financiële vaste activa, voorraden, vorderingen, geldbeleggingen en liquide middelen. Zo worden er bijvoorbeeld waardeverminderingen geboekt in geval van een duurzame ontwaarding van een terrein, of wanneer een voorraad kleding niet langer in de mode is, en dus bijgevolg minder waard. De waardeverminderingen worden steeds afgetrokken van de actiefbestanden waarop ze betrekking hebben.
Waardeverminderingen moeten voldoen aan de eisen van voorzichtigheid, oprechtheid en goede trouw. Ook moeten ze specifiek zijn voor de actiefbestanddelen waarop ze betrekking hebben, tenzij het gaat om actiefbestanddelen met volstrekt identieke kenmerken. Hierop mag men namelijk wel globale waardeverminderingen boeken. Verder moeten waardeverminderingen stelselmatig worden gevormd en mogen ze niet afhangen van het resultaat van het boekjaar. Waardeverminderingen mogen bovendien niet worden behouden indien ze op het einde van het boekjaar de desbetreffende minderwaarden te boven gaan.
Het bestuursorgaan stelt vast via welke methode waardeverminderingen plaatsvinden. De boekhoudkundige verwerking van de waardevermindering verschilt naargelang de actiefpost waarop de waardevermindering betrekking heeft, zoals geïllustreerd in onderstaande tabel.
Resultatenrekening |
Actiefposten |
63 – Bedrijfskosten |
Waardeverminderingen op immateriële en materiële vaste activa, voorraden, bestellingen in uitvoering en op handelsvorderingen op ten hoogste of meer dan 1 jaar. |
65 – Bedrijfskosten |
Waardeverminderingen op de andere vlottende activa zoals overige vorderingen, geldbeleggingen en liquide middelen. |
66 – Niet-recurrente kosten |
De toevoeging van aanvullende of uitzonderlijke waardeverminderingen op immateriële en materiële vaste activa evenals waardeverminderingen op financiële vaste activa. |
76 – Niet-recurrente opbrengsten |
De terugneming van aanvullende of uitzonderlijk waardeverminderingen op immateriële en materiële vaste activa, evenals de terugnemingen van waardeverminderingen op financiële vaste activa. |
Merk op dat in twee bijzondere situaties de terugneming van waardeverminderingen wordt opgenomen onder de rubriek ‘12 – herwaarderingsmeerwaarden’. Dit is met name het geval wanneer deze terugneming werd toegepast op immateriële of materiële vaste activa met onbeperkte gebruiksduur, of op deelnemingen, effecten of andere in portefeuille gehouden waardepapieren, voor zover deze waardeverminderingen werden geboekt vóór 1 januari 1976 of, wanneer de vennootschap het boekjaar anders dan per 31 december afsluit, vóór het begin van het boekjaar afgesloten in de loop van 1977.
De waarderingsregels en de hieraan verbonden fiscale gevolgen verschillen naargelang de activa waarop ze worden toegepast. Hieronder een beknopt overzicht dat weergeeft wanneer en op welke activa waardeverminderingen worden geboekt:
Ondernemingen met zeer veel kleine vorderingen op zeer veel klanten mogen hierop forfaitaire waardeverminderingen toepassen. In dit geval moeten de waardeverminderingen dus niet specifiek zijn voor de actiefbestanddelen waarop ze betrekking hebben, en moeten de vorderingen niet individueel gewaardeerd worden. Deze laatsten moeten echter wel voor statistische doeleinden worden opgedeeld in homogene groepen. Indien het forfaitair percentage de door de onderneming geleden verliezen goed weerspiegelt, stemmen de hiermee verbonden waardeverminderingen beter overeen met de economische werkelijkheid. Het is van belang dat dit percentage jaarlijks herzien wordt op basis van voortschrijdend inzicht.
De fiscale behandeling verschilt van de boekhoudkundige: de waardevermindering wordt slechts vrijgesteld wanneer de waarschijnlijkheid van het verlies voor iedere vordering afzonderlijk wordt aangetoond. Forfaitaire waardeverminderingen op vorderingen worden fiscaal niet aanvaard.
Een volgende topic betreft de verliesrisico’s verbonden aan het niet-opgevraagde gedeelte van aandelen waarop een onderneming heeft ingeschreven. In de boekhouding van de inschrijvende onderneming wordt enerzijds de inschrijvingswaarde opgenomen op rekening 2800 (100 €), en anderzijds het nog te storten gedeelte opgenomen als creditsaldo op rekening 2801 ((80) €). De balans vermeldt enkel het nettobedrag verkregen door samenvoeging van beide rekeningen. Het verliesrisico staat vast, de stortingsverbintenis is onvoorwaardelijk. De onderneming waarin is deelgenomen leidt vervolgens duurzame verliezen die meer bedragen dan haar totaal eigen vermogen m.i.v. het niet-gestorte gedeelte van het kapitaal, en de waarde van de deelneming keldert. Zoals verduidelijkt in het voorbeeld hieronder mag er in dit geval géén waardevermindering worden geboekt met betrekking tot het niet-gestort gedeelte van het kapitaal, anders zou er een negatief bedrag worden opgenomen voor een actiefbestanddeel op de balans. Er moet ten belope van dit bedrag een voorziening voor risico’s en kosten worden geboekt. Een waardevermindering is enkel mogelijk met betrekking tot het nettobedrag.
Rekening |
Bedrag |
Behandeling |
2800 – Aanschaffingswaarde |
100 € |
- |
2801 – Nog te storten bedrag |
(80) € |
Voorziening risico’s en kosten |
Nettobedrag |
20 € |
Waardevermindering |
Bij een daling van de realisatiewaarde van de eigen aandelen van een onderneming moet deze een waardevermindering boeken via de 65-rekening ‘financiële kosten’. Ook moet de onbeschikbare reserve voor eigen aandelen met eenzelfde bedrag verminderd worden, gezien deze reserve steeds gelijk moet zijn aan de waarde waarvoor de verkregen aandelen in de inventaris zijn ingeschreven.
Auteurs: Patrick Valckx , Partner KPMG Accountants & Ilke Vandenbroeck, Director Corporate Tax