Vrijstelling voor interesten buitenlandse spaarboekjes: fiscus houdt voet bij stuk

Vrijstelling voor interesten buitenlandse spaarboekjes

Een circulaire ‘ter verduidelijking’

Fiscus houdt voet bij stuk

Skycraper blue sky

Zoals u al kon lezen in een vorig artikel over de vrijstelling roerende voorheffing op buitenlandse spaardeposito’s heeft de Belgische fiscale administratie eind februari 2020 een circulaire gepubliceerd waarin zij haar standpunt over de vrijstelling van interesten uit buitenlandse gereglementeerde spaardeposito’s ‘verduidelijkt’. Die circulaire, met een strikte interpretatie van de vrijstellingsvoorwaarden, kwam niet onverwacht, maar druist wel in tegen de recente rechtspraak (Antwerpen 21 januari 2020 en Gent 17 maart 2020). De fiscus houdt echter voet bij stuk1 en tekende zelfs recent Cassatieberoep aan tegen het oordeel van het Hof van beroep te Gent.

In het kort

Als natuurlijke persoon geniet u in België van een fiscale vrijstelling op de eerste schijf van € 990 (inkomstenjaar 2020) aan interesten ontvangen op een gereglementeerd spaardeposito. Op interesten boven die grens betaalt u slechts 15% roerende voorheffing of personenbelasting, in plaats van het standaardtarief van 30%. Ook buitenlandse spaardeposito’s genieten in principe van dat gunstregime, maar enkel als u kan aantonen dat het spaardeposito van overheidswege gereglementeerd is en voldoet aan de voorwaarden die analoog zijn met deze die de wetgever oplegt aan Belgische spaardeposito’s. Aangezien die gestelde voorwaarden een wederkerend discussiepunt vormen, en gelet op de rechtspraak in het nadeel van de fiscus, anticipeerde en publiceerde die laatste op 21 februari jl. een circulaire waarin ze onder meer enkele concrete buitenlandse spaardeposito’s bespreekt.

Een circulaire ‘ter verduidelijking’

Wat in de circulaire opvalt, is dat de Belgische fiscus zich nog dieper in haar stellingen lijkt in te graven. Zo blijft ze weigerachtig ten aanzien van een soepelere interpretatie van de vrijstellingsvoorwaarden en blijft ze, ondanks veroordeling door de (Belgische én Europese) rechtspraak, vasthouden aan de getrouwheidspremie en dubbele rentestructuur als essentiële voorwaarde.

Ook het belang van het ‘gereglementeerde’ karakter wordt extra in de verf gezet. Zo verduidelijkt de fiscus dat de focus bij de beoordeling (voortaan) in de eerste plaats zal worden gelegd op het ‘gereglementeerde’ karakter van het spaardeposito. Pas in tweede instantie wordt de aan- of afwezigheid van de ‘analoge voorwaarden’ afgetoetst. Het feit dat (i) een kredietinstelling onder het toezicht staat van een gelijkaardige autoriteit als de Nationale Bank van België (NBB) of de Autoriteit voor Financiële Diensten en Markten (FSMA) en/of (ii) het deposito gedekt is door een depositogarantiestelsel, is op zich niet voldoende, aldus de administratie.

Uit het leven gegrepen voorbeelden

Als afsluiter neemt de circulaire een vijftal buitenlandse spaardeposito’s onder de loep, waaronder ook drie Nederlandse: de ‘Beleggersrekening’ en ‘Rabo InternetBonusSparen’ van Rabobank alsook de ‘Bonusrenterekening’ van ING. Maar de circulaire eindigt met een negatieve noot. Namelijk geen enkel van de vermelde spaarboekjes zou voldoen aan de gestelde voorwaarden, hetzij omdat ze niet van overheidswege gereglementeerd zijn, hetzij omdat ze niet voldoen aan analoge vereisten.

Naar verluidt (dat staat niet in de circulaire maar lijkt wel in de praktijk zo te zijn) is de fiscus van oordeel dat er ‘in Nederland geen instantie is die van overheidswege bepaalde voorwaarden stelt m.b.t. spaardeposito’s, in tegenstelling tot wat de FSMA in België doet’. Daardoor zou de facto dus geen enkel Nederlands spaardeposito voor de vrijstelling in aanmerking komen.

Conflict met Hoven van Beroep

Na passage bij de lagere rechtbanken en de uitspraak van het Hof van Justitie in 2017, hebben ook een aantal Belgische hoven van Beroep zich eerder dit jaar uitgesproken over buitenlandse spaardeposito’s.

De hogere rechtbanken hanteren - in tegenstelling tot de recente circulaire - een minder restrictieve interpretatie van de vrijstellingsvoorwaarden en vereisen geen ‘getrouwheidspremie’.2

  • In Antwerpen werd in eerste aanleg beslist dat de Nederlandse “Vermogens Spaarrekening” van ABN-AMRO kon genieten van de vrijstelling, gezien de gelijkwaardigheid van de toegekende bonusrente met een (typisch Belgische) getrouwheidspremie. De formule “Direct Sparen”, ook van ABN-AMRO, daarentegen niet omdat die enkel een basisrente biedt. Tegen dat laatste werd door de belastingplichtige beroep ingesteld. Het Hof van beroep te Antwerpen (21 januari 2020) oordeelde dat het weigeren van de vrijstelling voor “Direct Sparen”, enkel bij afwezigheid van een dubbele vergoeding, de vrijheid van dienstverlening belemmert zonder redelijke verantwoording (art. 56 VWEU). Zo volgt ze de uitspraak van het Hof van Justitie in 2017. Verder stelt het Hof dat de Belgische Staat niet heeft weerlegd dat de opsplitsing tussen een basisrente en een getrouwheidspremie een voorwaarde is die eigen is aan de Belgische bancaire markt.
  • Het Hof van beroep te Gent (17 maart 2020) behandelde het beroep van de fiscus tegen een uitspraak van de Brugse rechtbank van eerste aanleg en kreeg een gelijkaardige situatie voorgeschoteld. In tegenstelling tot het Hof te Antwerpen, die nog stelde dat de Belgische Staat de stelling onvoldoende had weerlegd, is het Gents Hof expliciet van oordeel dat de dubbele rentestructuur weldegelijk eigen is aan de Belgische markt en verwijst hierbij naar het oordeel van het Hof van Justitie van 2017. In lijn met het Hof van beroep te Antwerpen oordeelt ook het Hof van beroep te Gent dan ook dat de dubbele vergoedingsvoorwaarde een onverantwoorde belemmering vormt voor de Europese vrijheid van dienstverlening.

 

De Belgische Staat moet in beide arresten dus haar meerdere erkennen, maar geeft zich nog niet gewonnen. Zo heeft de fiscus recent Cassatieberoep aangetekend tegen het Gents arrest.

Conclusie

Gelet op het stringent standpunt van de administratie, lijkt dat in de meeste situaties alleen via een passage langs een rechtbank de vrijstelling voor buitenlandse spaardeposito’s kan worden bekomen. Daarom is deze recente rechtspraak welgekomen. Deze brengt niet enkel verdere verduidelijking, maar verhoogt ook de slaagkansen voor belastingplichtigen die de vrijstelling claimen voor hun buitenlandse spaardeposito’s. De administratie heeft echter tegen het Gents arrest cassatieberoep ingesteld. De saga over de vrijstelling van roerende voorheffing en personenbelasting voor buitenlandse spaardeposito’s van Belgische residenten is dus nog niet ten einde.3

 

Auteurs: Kevin Hellinckx, Tax Manager en Tom Ieven, Tax Adviser

  1. Voorbereid door Tom Ieven en Kevin Hellinckx.
  2. Op 3 juni 2020 bevestigde de minister van Financiën in een gestelde parlementaire vraag nogmaals het standpunt in de circulaire, Vr. en Antw. Kamer 2019-20, 3 juni 2020, nr. (S. MATHEÏ).
  3. De aanhoudende problematiek (wat de dubbele vergoedingsvoorwaarde betreft) is ook de Europese Commissie niet ontgaan. Zo heeft de Commissie zeer recent (i.e. op 30 oktober 2020) aangekondigd dat ze een aanmaningsbrief zal sturen naar de Belgische Staat met het verzoek de wetgeving in lijn te brengen met het Europees recht https://ec.europa.eu/commission/presscorner/detail/nl/INF_20_1687

Neem contact met ons op